Ontwikkelingsgericht onderwijs
De onderwijsvisie van De Cocon legt de nadruk op de ontwikkeling van de persoonlijke identiteit van kinderen. Bijontwikkelingsgericht onderwijs(OGO) is het van belang dat kinderen uitstijgen boven hun huidige niveau, naar de zone van naaste ontwikkeling.
De inspirator van deze visie op onderwijs was Frea Janssen-Vos. Zij onderbouwde de waarde van onderwijs aan het jonge kind met als achtergrond de leerpsychologie van Lev Vygotsky.
De doelstelling van OGO is het stimuleren van kinderen om hun volledige persoonlijkheid te ontwikkelen.
Principes
Het belangrijkste principe is de zone van naaste ontwikkeling. Het kind ontdekt vanuit zijn eigen ontwikkeling wat op het randje van zijn kunnen en nog niet kunnen ligt.
Bij OGO staat de brede persoonsontwikkeling van leerlingen centraal. Deze brede ontwikkeling omvat alle intelligenties. Daarbij is het de gedachte dat de leerkracht in het contact met de kinderen niet enkel specifieke kennis en vaardigheden overdraagt, maar dat de ontwikkeling van de leerling daarnaast ook beïnvloed wordt door de context en de cultuur.
Een ander principe is dat het kind ontwikkelbaar is. De ontwikkeling van een kind is te beïnvloeden, het is dus geen vaststaand proces. Betekenisvolle activiteiten en inhouden leveren een belangrijke bijdrage aan deze ontwikkelings- en leerprocessen. Er is onderscheid tussen ontwikkeling en leren: ontwikkeling is een veelomvattend proces, leren wordt toegepast bij overzichtelijke processen.
Bij OGO is zingeving erg belangrijk. Het geleerde moet verinnerlijkt worden. Ook is het van belang dat de leerling weet wat het nut is van het geleerde. Daarnaast moet de leerling in staat zijn om het geleerde in verschillende contexten toe te passen.
Tenslotte hecht OGO grote waarde aan reflecteren en observeren. Door middel van observatie zoekt de leerkracht wat de leerlingen zelf willen en al (bijna) kunnen. Daar stemt de leerkracht het onderwijsaanbod op af. Vervolgens reflecteert hij/zij of het goed zo goed is. Op basis van de reflectie past de leerkracht het aanbod van activiteiten weer aan.
Werken met thema’s
Ontwikkelingsgericht onderwijs werkt met thema’s. Een thema duurt circa zes tot acht weken. Het is daarom noodzakelijk dat je verschillende kanten op kan met een thema. Natuurlijk is het van groot belang dat de kinderen het thema interessant vinden. Vaak komt er in de klas een onderwerp naar voren, waar de kinderen meer over willen weten. Dat werkt de leerkracht dan uit tot een thema. Bij het thematiseren verbindt de leerkracht zijn bedoelingen met de betekenissen van kinderen. Kleuterleerkrachten bedenken ook nieuwe activiteiten voor de hoeken in de klas, zodat het hoekenspel nieuwe impulsen krijgt.Thematiseren vraagt om voorbereiding, oefening, observatie, reflectie, in elke fase van het thema.
Activiteiten
Ontwikkelingsgericht onderwijs maakt onderscheid tussen vijf kernactiviteiten, die de basis leggen voor verdere leerprocessen. Die activiteiten zijn:
- Spelactiviteiten
- Constructieve en beeldende activiteiten
- Gespreksactiviteiten
- Lees- en schrijfactiviteiten
- Reken- en wiskundige activiteiten
Een thema begint met een startactiviteit. Daarna werkt de groep aan een sociale culture praktijk. (bijvoorbeeld een winkeltje, een mini museum, een camping, etc).
De groep zorgt voor een passende afsluiting. Dat kan zijn een inloop voor ouders of een presentatie of een uitstapje.